Een vreemde dag. Stijn Streuvels’ ‘De blijde dag’.
onder redactie van Marcel De Smedt
Jaarboek 25 van het Stijn Streuvelsgenootschap 2019.
Kortrijk: Stijn Streuvelsgenootschap, 2019. - 277 p.
Jules de Praetere
V.l.n.r.: Karel van de Woestijne, Victor de Meyere en Jules de Praetere, 1988 (foto AMVC-Letterenhuis)
Het was als vriend van de Van Nu en Strakser Karel van de Woestijne (1878-1929) dat Streuvels de typograaf en kunstschilder Jules de Praetere leerde kennen. De Praetere werd op 21 januari 1879 geboren in Ledeberg (Gent). Hij studeerde schilderkunst aan de Gentse Academie. Aan de Gentse Nijverheidsschool bekwaamde hij zich in de toegepaste kunst, meer bepaald in de graveer- en de boekdrukkunst. De Praetere woonde in Gent in de Korte Kalversteeg 1, een vervallend straatje in de erg gedegenereerde volkswijk ’t Patershol. Nog tijdens zijn studies richtte hij in een nabijgelegen leegstaande kapel van een patersklooster een artisanale drukkerij in. Streuvels’ Lenteleven (1899) was het eerste literaire werk dat daar moeizaam en wat de rangschikking van de zetsels betreft onvolmaakt, gedrukt werd. Alhoewel De Praetere heel wat vroeger dan Victor de Lille met de druk van Lenteleven begonnen was, verscheen zijn uitgave enkele maanden na deze van De Lille. Op 19 april 1900 verliet De Praetere het Patershol en verhuisde hij naar Sint-Martens-Latem. Hij trok eerst in bij zijn vriend Karel van de Woestijne in de ‘Laethemstrate’16 (huidig huisnummer 43), om later enige huizen verder in dezelfde straat alleen te gaan wonen.
​
Alhoewel hij continu in geldnood verkeerde slaagde De Praetere er in te Latem zijn drukactiviteiten verder te zetten. In mei 1900 drukte hij Verzen van Herman Teirlinck en in 1902 Lucifer van Vondel. en Natuur van René de Clercq. Kerkhofblommen van Guido Gezelle verscheen eveneens in 1902. In april 1903 tenslotte volgde nog Het vaderhuis van Karel van de Woestijne. Ondertussen was hij uit geldnood een tijd lang te Krefeld (D). leraar grafische kunsten en boekdrukkunst aan de School voor Kunsten en Ambachten. Later werd hij assistent aan het Keizer-Willem Museum. Nadien werd hij opnieuw leraar, deze keer aan een kunstacademie in Düsseldorf (D). In 1905 werd hij directeur van zowel de school voor decoratieve kunsten als van het museum voor kunstnijverheid van Zürich. In 1914 verhuisde hij naar Bazel en werd erdirecteur van de hogere Kunstnijverheidsschool. In 1921 kwam hij naar België terug. Tussendoor legde hij zich ook toe op de schilderkunst. Onder de schuilnaam ‘Prater’ verwierf hij in Zwitserland enige bekendheid. Enkele van zijn werken bevinden zich in Zwitserse musea. Hij overleed te Bazel (Zwitserland) op 3 mei 1947. (meer over Jules de Praetere).